donderdag 19 maart 2009

Waiting for the Barbarians and Disgrace, two novels by J.M.Coetzee



De stem van Zuid-Afrika

Voor veel auteurs is het schrijven van romans en verhalen een manier om zijn of haar lezers ontspanning te bieden. Feit of fictie, proza of poëzie, de lezer wordt de mogelijkheid geboden de dagelijkse sleur te doorbreken op ieder gewenst tijdstip om kort uit de werkelijkheid te treden en zich te vereenzelvigen met het door hem of haar gekozen verhaal en de hoofdpersonen. De meeste auteurs, vandaag de dag, is het niet te doen om een boodschap met een moraal te verstrekken aan zijn of haar lezers, het gaat slechts om het verschaffen van louter ontspanning in de vorm van eenvoudige kost. De functie van lezen is door de jaren heen veranderd. Waar het vroeger een manier van informatie vergaren was, is het heden ten dage niet meer en minder als een manier van ontspanning geworden. Dit valt dan ook terug te zien in de populariteit van het ongekend aantal inhoudsloze boeken. Toch zijn er nog auteurs te vinden die schrijven vanuit een andere gedachtegang, namelijk niet voor het ontspanningsproces van de lezer, maar vanuit een maatschappelijk en educatief kader. Binnen dit essay staat een auteur centraal die schrijft vanuit deze laatste overtuiging en wel op een manier waarin vorm en inhoud weerklinken in pure schoonheid. Het betreft hier de Zuid-Afrikaanse auteur John Maxwell Coetzee, oftewel J.M. Coetzee.


Coetzee is van origine Zuid-Afrikaan en geboren in Kaapstad in 1940. Zijn loopbaan als auteur dateert uit begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Tot op de dag van vandaag is hij als auteur nog steeds actief en schrijft hij in zijn boeken, voornamelijk romans, over onderwerpen die hem na aan het hart liggen. Een vaak terugkerend onderwerp binnen zijn boeken is het Apartheidregime en haar misstanden gedurende de periode 1948-1990 in Zuid-Afrika. Gedurende het Apartheidregime schreef Coetzee voornamelijk op allegorische wijze hierover en hanteerde in zijn boeken metaforen en symbolen om de pijn en wanhoop weer te geven van de blanken en zwarten inwoners. Met het eindigen van het Apartheidregime in 1990 veranderde niet de thematiek van Coetzee, echter wel de invalshoek van waaruit hij zijn romans vorm gaf. Waar hij ten tijde van het Apartheidregime schreef over kolonialisme, rassensegregatie en de eenling die moest worstelen om zich hierbinnen staande te houden, schreef hij ten tijde van de post–Apartheidperiode voornamelijk over de moeizame relatie tussen zwart en blank in het nieuwe Zuid-Afrika.


Ik zal in dit stuk beide bovenstaande perioden in ogenschouw nemen en kijken naar de wijze waarop Coetzee deze perioden binnen twee romans aanschouwt. De romans die ik hiervoor gekozen heb, dateren ieder uit een van de twee bovenstaande perioden. Het betreffen hier de romans Wachten op de barbaren daterend uit 1980 en geschreven ten tijde van de Apartheid en In ongenade daterend uit 1999 en geschreven ten tijde van de post–Apartheidperiode. Ik zal onderzoeken hoe Coetzee verhoudingen en tegenstellingen in Zuid-Afrika ten tijde van de Apartheid en ten tijde na de Apartheid presenteert. De centrale vraag binnen dit stuk is dan ook; welke boodschap schuilt er binnen beide romans en in hoeverre heeft de afschaffing van de Apartheid in 1990 ertoe bijgedragen dat de segregatie definitief tot het verleden behoort? Bij het beantwoorden van deze vraag zal ik kijken naar de verhouding tussen dader en slachtoffer die in beide romans aanbod komt. Ik zal mijn onderzoek nader specificeren door binnen de roman uit 1980 te kijken naar deze verhouding met name op het gebied van onderdrukker en onderdrukte en binnen de roman uit 1999 met betrekking tot schuld en beschuldiging. Ik zal allereerst de roman uit 1980 de revue laten passeren en vervolgens de roman uit 1999 belichten. Alvorens over te gaan tot het ‘ontleden’ van een roman, zal ik steeds eerst het verhaal in grote lijnen schetsen.